Artsen werken, zowel in het ziekenhuis als in de privépraktijk, al sinds jaar en dag samen binnen associaties. Toch verschijnt nu pas – met het boek over artsenassociaties dat jullie schreven - het eerste omvattende handboek over dit onderwerp. Hoe komt het dat dit zo lang op zich heeft laten wachten?

Raf Van Goethem:Het is inderdaad juist dat de belangstelling voor professionele samenwerkingsvormen tussen artsen in de praktijk al sinds lang bijzonder groot is. In 2018 werd daar nog onderzoek naar verricht. Hieruit bleek dat meer dan drie op de vier zelfstandige artsen samenwerken in het kader van één of ander samenwerkingsverband. U heeft het dus helemaal bij het juiste eind als u zegt dat er vreemd genoeg weinig aandacht werd besteed aan de professionele samenwerkingen tussen artsen in de juridische literatuur. Het gebrek aan aandacht voor dit onderwerp heeft er onder meer ook toe geleid dat, hoewel de samenwerkingsverbanden tussen artsen een groot praktisch belang hebben, de concrete uitwerking en vormgeving ervan in de praktijk zeer stiefmoederlijk behandeld werden. Dat kan natuurlijk verstrekkende gevolgen hebben. Voor de samenwerking tussen artsen dienen er zich immers diverse verschijningsvormen en structuren aan. Dat gaat van informele de facto samenwerkingsverbanden over al dan niet benoemde contractuele samenwerkingsverbanden tot structuren met rechtspersoonlijkheid. Al te vaak werken artsen toch nog samen in een samenwerkingsverband dat niet aangepast is aan hun concrete situatie.’

Sander Briké: Vandaag hebben we bovendien te maken met een sterk veranderend juridisch én medisch landschap. Wat het juridisch landschap betreft, is er het nieuwe ondernemingsrecht. Daarin worden ook artsen en samenwerkingsverbanden tussen artsen als ondernemingen aanzien. Daarnaast is er het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen dat ook nieuwe spelregels met zich heeft meegebracht voor associaties, die juridisch als een maatschap kunnen gekwalificeerd worden. Het wijzigende medisch landschap heeft dan weer te maken met een ver doorgedreven specialisatie en de vaststelling dat steeds meer ziekenhuizen gaan samenwerken in al dan niet door de door de overheid opgelegde netwerken of andere samenwerkingsverbanden. Ook die trend brengt met zich mee dat associaties die actief zijn in de onderscheiden ziekenhuizen finaal zullen samenkomen. Al deze elementen samen maakten dat het de hoogste tijd werd om dit handboek op de markt te brengen.

Hoe begin je als arts aan het opzetten van een associatie of samenwerkingsverband?

Raf Van Goethem: Eerst en vooral speelt de omgeving waarin je als arts actief zal zijn een grote rol. Wanneer je als ziekenhuisarts aan de slag gaat, zal je binnen het ziekenhuis rekening moeten houden met het individueel en algemeen afsprakenkader dat voorligt en dat de rechtsverhouding tussen het ziekenhuis en de individuele ziekenhuisarts regelt. In een samenwerkingsovereenkomst tussen artsen onderling kan men dus niet van die algemene regeling of van de individuele overeenkomst met het ziekenhuis afwijken. Zo kan men bijvoorbeeld in een samenwerkingsovereenkomst tussen artsen niet beslissen dat men een voltijdse activiteit heeft, terwijl in de rechtsverhouding met het ziekenhuis bedongen is dat men slechts halftijds actief is.

Sander Briké: Een tweede belangrijke vaststelling is dat men als jonge arts vaak toetreedt tot een bestaand samenwerkingsverband. Dikwijls zal er dan al een samenwerkingsstructuur voorliggen tussen de samenwerkende artsen. Enkel wanneer men met gelijkgezinde collega’s vanaf nul een samenwerkingsstructuur opzet, kan men het afsprakenkader wel volledig naar eigen inzicht tot stand brengen. Dat er al afspraken gemaakt werden op het moment dat men zich bij een bestaande samenwerking aansluit, sluit natuurlijk niet uit dat toch de nodige aandacht moet worden besteed aan die structuur. Men mag die ook steeds in vraag stellen.

Mag een niet-arts deel uitmaken van een professionele vennootschap? Mogen familieleden van artsen bijvoorbeeld ook toetreden tot een associatie?

 

Sander Briké: Aanvankelijk antwoordde de Orde der artsen zeer duidelijk negatief op deze vraag. Alle aandelen van een professionele vennootschap moesten volledig in handen zijn van de artsen zelf die werkzaam waren in de professionele vennootschap. Deze zienswijze werd later dan weer versoepeld en de Orde oordeelde dat de opsplitsing van aandelen in naakte eigendom (voor een niet-arts) en vruchtgebruik (voor de arts) onder welbepaalde voorwaarden wel toegelaten kon zijn. De arts kon zijn echtgenote dus de naakte eigendom van zijn aandelen in de professionele vennootschap laten toekomen.

In een recent advies van november 2022 impliceerde de Orde dat "de medewerking van" een niet-arts in een vennootschap waarbinnen de arts zijn beroepsactiviteit uitoefent toegelaten is op voorwaarde dat deze medewerking geen invloed heeft op de goede uitoefening en de waardigheid van het beroep van arts, noch inmenging in het beroep van de arts mogelijk maakt. De Orde verduidelijkte zelfs dat er onder die voorwaarden geen beperkingen meer worden gesteld aan de participatie van niet-artsen in een professionele artsenvennootschap.

Raf Van Goethem: De Orde heeft echter alleen enige zeggenschap op deontologisch vlak. Wettelijk gesproken is het daarentegen nog steeds niet evident om een niet-arts aandeelhouder te maken van een artsenvennootschap. Als aandeelhouder is men immers principieel gerechtigd om te delen in de winst van de vennootschap. De niet-arts-aandeelhouder wordt zo dus principieel gerechtigd om aanspraken te laten gelden op de honoraria van de arts, wat wettelijk gezien problematisch is.

Hebben jullie ten slotte nog een tip voor zorgverleners die zich al geassocieerd hebben of zich nog willen associëren?

Raf Van Goethem: De voornaamste overweging bij het aangaan van het samenwerkingsverband is de initiële en cruciale vraag wat precies de bedoeling van de samenwerking is. Het antwoord op die vraag moet de verdere samenwerking sturen en moet de samenwerkende zorgverleners ook af en toe tot reflectie aanzetten. Is de initieel vooropgezette doelstelling van de samenwerking nog relevant? Wordt deze nog bereikt door de opgezette structuur of niet? Een negatief antwoord op deze vragen zou de associés best zo snel mogelijk tot actie nopen.

Sander Briké: In een ideale wereld staan de neuzen van de associatie steeds in dezelfde richting en hebben de samenwerkende zorgverstrekkers ook een gezamenlijk gedragen doel. Het mag daarom duidelijk zijn dat er best zowel eensgezindheid bestaat met betrekking tot de overkoepelende strategie van de associatie als over alle afspraken die de werking van de associatie, in goede en in slechte dagen, moeten garanderen. Wanneer dat niet langer het geval is, komt de harmonieuze samenwerking al snel in het gedrang.

Vragen over de artsenassociatie?

Laat u begeleiden door onze experten van Van Breda Advisory.

Het handboek Artsenassociaties. Over professionele samenwerkingsverbanden tussen artsen kwam tot stand in nauwe samenwerking met Bank Van Breda en met de Antwerp Health Law and Ethics Chair.

Het boek kan online besteld worden via de website van uitgeverij Intersentia en kost € 145,-.

null
Barbara Claeys
Barbara Claeys

Blog

Geld geleend aan uw vennootschap? Deze rente mag u aanrekenen!

Heeft u als aandeelhouder of vennoot geld ter beschikking gesteld aan de vennootschap, dan mag u op deze lening intresten of rente aanrekenen. Toch zijn er enkele regels. U ontdekt ze hier.

Van academische verdieping naar bedrijfsvernieuwing: een persoonlijk perspectief

‘Ik liet de academische wereld achter me na het afronden van mijn doctoraat en koos voluit voor Bank Van Breda.'

Lees meer updates